“In de tweede lezing van Pinksteren gebruikt Paulus een hele mooie beeldspraak,” vertelt diaken Titus Frankemölle in deze video.
De sociale leer van de katholieke Kerk heeft vier principes of uitgangspunten. Zij vormen het echte hart van heel het katholiek handelen. Deze principes zijn: het algemeen welzijn, de waardigheid van de menselijk persoon, subsidiariteit en solidariteit. Wie Gods geboden wil volgen - en in het bijzonder het gebod van de liefde tot God en de naaste - kan niet om deze uitgangspunten heen. Christenen zijn geroepen om anderen te helpen, het algemeen welzijn te dienen, iedere persoon bij te staan bij de ontwikkeling van een menswaardig bestaan en groepen en gemeenschappen te beschermen bij hun eigen, specifieke rechten.
In een nieuwe serie van vier video’s geven Stan van Ommen en Limarley Kingsale uitleg over deze belangrijke uitgangspunten voor het katholiek sociaal handelen. In deze eerste video gaat het over het algemeen welzijn. Wat is algemeen welzijn? Waar moet je dan aan denken? En wat zegt het over privé-eigendom? Mag iemand jouw telefoon gebruiken? En mag je een brood stelen? Bekijk de video!
Wil je meer weten? Lees dan de Docat. De Docat is de katholieke sociale leer in een eenvoudige vraag-en-antwoordvorm. Lees hieronder alvast verder. De nummers tussen haakjes verwijzen naar het nummer van de vraag in de Docat.
Stan werkt op school en is docent levensbeschouwing. Hij heeft deze vragen voor je:
- Wat vind jij belangrijk voor het welzijn van de gehele mens?
- Wat vind jij belangrijk als het gaat om het welzijn van alle mensen?
- Hoe kun jij bijdragen aan het algemeen welzijn (geef concrete voorbeelden):
- is dat door jouw middelen ter beschikking te stellen?
- door iets voor anderen te maken?
- door je in te zetten voor een initiatief dat andere mensen wil ondersteunen?
Algemeen welzijn volgens de DOCAT
(De nummers tussen haakjes verwijzen naar de DOCAT.)
Alle mensen en de gehele mens
De middeleeuwse grote theoloog Thomas van Aquino schreef al: “Het is onmogelijk dat een mens goed kan zijn wanneer hij niet gericht is op het algemeen welzijn.” Wanneer we het hebben over het algemeen welzijn bedoelen we in feite de sociale en gemeenschappelijke dimensie van al wat goed is (87). Wanneer we als individuele mens geroepen zijn om het goed te doen, dan moet ons handelen gericht zijn op zowel het welzijn van alle mensen als het welzijn van de gehele mens.
Wanneer je het algemeen welzijn wilt nastreven, moet je dus in staat zijn om verder te denken dan je eigen belangen of de belangen van je groep. Je moet ook belang hebben bij het welzijn van allen, en in het bijzonder het welzijn van de mensen waaraan niemand denkt, die zijn gemarginaliseerd of die geen stem of invloed hebben (88). Wanneer mensen alleen maar aan hun eigen belang denken en zich ervoor inzetten, wordt het samenleven een oorlog van allen tegen allen.
Wanneer we over het welzijn van allen of de gehele mens spreken, moeten we niet alleen denken aan het materiële of uiterlijke welzijn, bijvoorbeeld een dak boven je hoofd of je dagelijkse brood. Het gaat over een allesomvattend welzijn. Het gaat ook om een goede opvoeding, scholing en de mogelijkheid om je talenten en gaven te ontplooien, dus om het geestelijk welzijn. En het gaat om het maatschappelijk welzijn: de vrijheid van meningsuiting, vergadering en religie. Daarom kan het algemeen welzijn het beste worden nagestreefd bij een goed functionerende overheidsstructuur, zoals die in de rechtsstaat is gegeven (87).
Privé-eigendom
Het algemeen welzijn en het privé-eigendom kunnen in een zekere spanning komen te staan. Op zich is er niets verkeerds aan privé-eigendom. Integendeel, het maakt vrij en onafhankelijk, en het kan je de mogelijkheid geven om je te ontplooien. Daarom is privé-eigendom ook zo belangrijk in de rechtsstaat en een basis voor de vrijheid van iedere burger. Wanneer er alleen maar gemeenschappelijk bezit zou zijn dan zou niemand zich verantwoordelijk voelen voor de dingen die hij of zij gebruikt (90).
Maar privé-eigendom kan niet belangrijker zijn dan het algemeen welzijn. Het moet juist dienstbaar zijn aan het welzijn van allen. Als iemand in nood 112 moet bellen, mag je hem je telefoon niet weigeren omdat die van jou is. Als iemand geen eten heeft, dan zou hij een brood mogen nemen wanneer een ander hem dat zou weigeren. Zoals Jozef kardinaal Frings het kort na de Tweede Wereldoorlog uitdrukte: “We leven in een tijd dat uit nood iemand dat mag nemen wat hij tot behoud van zijn leven en gezondheid nodig heeft, wanneer hij het op een andere wijze dan werk of bedelen niet kan verkrijgen”(92).
Bezit en verantwoordelijkheid
Wie bezit heeft, bezit het opdat het gemeenschappelijk gebruikt kan worden. Je moet je bezit op een productieve wijze inzetten, of het aan iemand toevertrouwen die dat kan, zodat er iets uit kan voortkomen dat ten dienste staat aan iedereen. Je kunt je geld op de bank laten staan, en sparen tot je de nieuwste en nog grotere auto kunt kopen, maar je kunt het ook groen beleggen of het beleggen in vormen van microkrediet. Maar het gaat niet alleen om de mensen in de wereld van nu. Je moet je bezit zo gebruiken dat er een duurzame samenleving kan ontstaan, waarin toekomstige generaties veilig en gezond kunnen leven (92). Bezit roept verantwoordelijkheid op: verantwoordelijkheid naar de mens en ook naar de schepping.
Jezus
De individuele christen, maar ook de Kerk als geheel, heeft een sociale verplichting om te zorgen voor de behoeften van de mensen die aan de rand van de samenleving staan. Jezus geeft ons de opdracht om ons juist voor hen in te zetten: “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij ook voor Mij gedaan” (Matteüs 25, 40). Dat kan door ons eigendom dienstbaar te laten zijn aan het algemeen welzijn. Aan de andere kant, we kunnen de armoede op de wereld niet oplossen. Want Christus zegt tegelijkertijd: “Armen hebt gij altijd in uw midden” (Matteüs 26, 11). Denken we dat we door het eigendom af te schaffen de armoede op de wereld weg te kunnen werken, dan vervallen we in politieke ideologieën (94).