Als je niet oplet, werk je zonder dat je het doorhebt mee aan het verspreiden van nepnieuws.
Op 8 februari viert de Kerk een heilige, die op een bijzondere manier getuige is van hoop: de voormalige slavin Josephina Bakhita (circa 1869-1947). Zij wordt in een encycliek over de hoop zelfs in de schijnwerpers gezet. De tot voor kort onbekende Soedanese overleed in 1947, werd in 1992 zalig- en in 2000 heiligverklaard en zestig jaar na haar dood al ten voorbeeld gesteld in een pauselijk schrijven. In zijn encycliek Spe salvi (2007) legt paus Benedictus XVI uit wat haar zo bijzonder maakt.
“God leren kennen - de ware God - dat betekent hoop ontvangen”, schrijft hij. Maar “voor ons, die vanouds met het christelijk godsbesef leven en er ongevoelig voor geworden zijn, is het bezit van de hoop die van de werkelijke ontmoeting met deze God uitgaat, nauwelijks nog waarneembaar.” Het leven van Josephina Bakhita laat zien “wat het betekent God voor de eerste keer en werkelijk te ontmoeten.”
Ze werd omstreeks - de precieze datum wist ze niet - 1869 geboren in Darfur, in Soedan. Op haar negende werd ze door slavenhandelaren ontvoerd, tot bloedens toe geslagen en vijfmaal op de slavenmarkten van Soedan verkocht. Uiteindelijk was ze als slavin in dienst van de moeder en de echtgenote van een generaal en werd daarbij dagelijks tot bloedens toe gegeseld, waaraan ze levenslang 144 littekens overhield. In 1882 werd ze ten slotte door een Italiaanse handelaar gekocht voor de Italiaanse consul Callisto Legnani.
Hier leerde Bakhita uiteindelijk, na de zo vreselijke ‘meesters’ aan wie ze tot dan toe ondergeschikt was geweest, een heel andere ‘meester’ kennen: - ‘Paron’ noemde ze Hem in het Venetiaanse dialect dat ze nu leerde spreken - namelijk de levende God, de God van Jezus Christus. Tot dan toe had ze alleen meesters gekend die haar verachtten en mishandelden of op zijn best als een nuttige slavin beschouwden. Maar nu hoorde ze dat er een ‘Paron’ boven alle meesters bestaat, de Heer van alle heren, en dat deze Heer goed is, de goedheid zelf.
Ze vernam dat deze Heer ook haar kent, ook haar geschapen heeft en dat Hij haar liefheeft. Ook zij werd bemind, en nog wel door de hoogste ‘Paron’, voor wie alle andere meesters ook zelf maar armzalige dienstknechten zijn. En deze Meester had zelf het lot van het geslagen worden op zich genomen en wachtte nu “aan de rechterhand van de Vader” op haar.
Zuster Josephina is patrones van de slachtoffers van mensenhandel.
Nu had ze ‘hoop’ - niet meer slechts de kleine hoop minder wrede heren te vinden. Ze begreep wat Paulus zei toen hij de Efeziërs eraan herinnerde dat ze tevoren zonder hoop en zonder God in de wereld waren geweest - zonder hoop want zonder God. Door dit inzicht vanuit de hoop was ze ‘verlost’, nu geen slavin meer, maar een vrij kind van God. Ze weigerde toen men haar weer naar Soedan terug wilde brengen. Ze was niet bereid zich nog ooit van haar ‘Paron’ te laten scheiden.
Op 9 januari 1890 werd ze gedoopt en gevormd en ontving de eerste Heilige Communie uit handen van de patriarch van Venetië. Op 8 december 1896 legde ze in Verona de geloften af van de Zusters Canossianen en heeft van toen af - naast haar werk in de sacristie en aan de kloosterpoort - getracht de missie te bevorderen, vooral tijdens verschillende reizen door Italië. De hoop die haar ten deel was gevallen en die haar ‘verlost’ had, mocht ze niet voor zichzelf houden; die moest velen, ja allen bereiken.
Zuster Josephina stond bekend om haar gulle lach en een stem die op ieder een kalmerende werking had. Tot in de wijde omgeving van haar klooster stond het vast dat de “kleine zwarte zuster” een heilige was, iemand die een levende relatie met God had. Tijdens de spannende momenten in Tweede Wereldoorlog vertrouwden haar stadsgenoten erop dat haar aanwezigheid alleen al hen zou beschermen. Er vielen wel bommen in het Noord-Italiaanse stadje Schio, maar er vielen geen slachtoffers.
De heilige Josephina is een krachtig voorspreekster voor degenen die de hoop dreigen te verliezen. Zij is de patrones van de slachtoffers van mensenhandel. Haar feestdag, 8 februari, is sinds 2015 Internationale Dag tegen Mensenhandel. Deze dag werd ingesteld door paus Franciscus, op verzoek van met name vrouwelijke religieuzen die al jarenlang slachtoffers bijstaan en strijden tegen mensenhandel.